De Marine Flakbatterie Süd Ost, eenvoudigweg genoemd naar de positie binnen de Festung, was één van de eerst gebouwde stellingen in het landfront van IJmuiden. De hoofdbewapening bestond uit vier stuks 10,5 cm luchtafweergeschut dat onder stalenkoepels was opgesteld. De batterij was, zoals alle luchtdoelbatterijen van de Duitse marine, eenvoudig van opzet en telde ongeveer 35 werken. In de loop van de oorlog werden dergelijke batterijen voorzien van zware bunkers, zodat de luchtafweer bombardementen zou doorstaan en kon blijven functioneren. De vier beddingen lagen op de hoekpunten van een vierkant; in het midden lag de vuurleidingspost. De beddingen waren onderling door gangen verbonden; vanaf het midden van deze gangen liepen tunnels naar de vuurleidingspost. Aan deze gangen lagen ook woonschuilplaatsen en bergplaatsen. Voor ontspanning en inspanning van de bezetting was aan de noordkant van de batterij een voetbalveld aangelegd. Na de oorlog bleef vrijwel de hele batterij bewaard, maar raakte uit het zicht door verstuiving en begroeiing.
Een Tobruk voor de nabijverdediging,… in dit geval voor een granaatwerper.
Het ontwerp kwam onder de aandacht van de Duitse legerleiding bij de gevechten rond Tobruk in Afrika. Het Italiaanse leger maakte hier gebruik van betonnen schuttersputten, die een harde noot bleken om te kraken. Een hierop gebaseerd ontwerp werd vanaf 1942 opgenomen in de Duitse steunpunten.
Toegang naar de Tobruk.
Voor het bunkertje met de typerende achthoekige binnenzijde werden tal van toepassingen gevonden. Diverse affuiten, aangepast aan de universele ring in de opening aan de bovenzijde, maakten het mogelijk een diversiteit van wapens in te zetten. Naast de functie van mitrailleurnest kreeg de Tobruk nog vele andere functies zoals observatiepost, meetpost, opstelling voor een seinlamp enzovoort.
In sommige gevallen werd er zelfs een tankkoepel op geplaatst. Uitschakelen van de Tobruk, met betonwanden van slechts 40 cm, was bijna alleen maar mogelijk door een directe treffer. Het diep in het zand verscholen werk vormde voor belagers een lastige tegenstander.