Locatie: W.N. 13 H, ook wel bekend als ( Baupunkt 13 ). Dit Widerstandsnest bevond zich op het punt waar het Zee en Landfront samen komen. De bunker ligt in het duin, en bevindt zich in de omgeving van de Zeetoren, en is geheel ondergewerkt. Het betreft een onderkomen voor de legering van manschappen, type 501. Op deze bouwlocatie zijn in totaal drie zware ( St bunkers ) gebouwd, en zijn van het type: 607 ( opslag van munitie), het type 667 voor het uitbrengen van flankerend vuur, en tenslotte de ( 501 ) als manschappenbunker. In deze omgeving ligt ook nog een type: R 600 en was bewapend met een ( 5 cm KwK – Kampfwagenkanone ) maar deze ligt net in een ander steunpunt: ( W.N. 14 H ). In documentatie’s is weinig terug te vinden over deze bouwlocatie, en is dus niet bekend of de twee overige werken er nog zijn. Hier later meer over!!
Na dik 1,5 uur graven ligt de ingang vrij, en kunnen we eindelijk naar binnen. Het betreft een bunker van het type 501. In dit onderkomen verbleven 10 manschappen inclusief de onderofficier. De wanden en het dak zijn gemaakt van twee meter dik gewapend beton: hierdoor was dit bouwwerk bomvrij. De bunker werd gebouwd als onderdeel van de ‘Atlantikwall’. Deze linie werd door de Duitse propaganda afgeschilderd als een onneembare vesting.., maar dit bleek later niet het geval.
En een inmiddels mega diep gat!.
Het op de muur aangebrachte bouwnummer is ruim 70 jaar later nog altijd zichtbaar.
Blik in de gallerij.
Het voorportaal dat men als eerste betrad, kon via dit schietgat actief verdedigd worden.
De bezetter paste vrijwel altijd schietgaten toe voor het bestrijken van gebroken ingangen (ingangsverdediging). hierbij ging het om een machinepistool of geweerschietgat in een centimeters dikke stalen schietplaat ( Schartenplaat ). Met een schuif kon dit schietgat gesloten worden om de bunker gasdicht te maken.
Bijna alle bunkers waren via een gebroken toegang te betreden.
Op deze manier moest het interieur beschermd zijn tegen direct vuur. Via de gassluis betrad men vervolgens het manschappenverblijf. De lucht in de gassluis werd schoon gehouden door met overdrukbuizen een constante luchtstroom te creëren van woonruimte, via gassluis naar buiten.
De trapvormige openingen naar de schietgaten waren in tegenstelling tot deze veelal met hout bekleed om het naar binnen ketsen van kogels te voorkomen. Meestal werd deze houten bekleding gerealiseerd door de houten bekisting rond de schietgaten na het uitharden van het beton te laten zitten.
Het woonverblijf staat deels onderwater, dus kaplaarzen mee!!.
Doorvoer in het plafond voor de periscoop
Via een gepantserde koker in het dak stond de periscoop opgesteld in het midden van de bunker. Door een 360° gezichtsveld had de commandant een goed overzicht over de omgeving. Bij gasgevaar kon de periscoop worden ingetrokken en de koker gasdicht worden afgesloten.
De plafond constructie is door roestvorming aardig aangetast.
Nog een fraai stukje tekst op de muur!.
De binnenkant van het schietgat ten behoeve van de ingangsverdediging.
Behalve één of twee in en uitgangen waren veel bunkers ook uitgerust met nooduitgangen. Een nooduitgang bestond uit een kruipgang door de buitenmuur van de bunker, gevolgd door een klimkoker om op het dak van de bunker te komen. Om van de nooduitgang gebruik te kunnen maken moest eerst een stalen deur naar de kruipgang geopend worden of indien in plaats van deze deur een dun muurtje aanwezig was.
In dit geval werden deze stalen objecten gebruikt om van binnenuit de kleine
ruimtes te kunnen afsluiten..
De gassluis.
Afvoer putje met rooster in het manschappenverblijf.
Dit ingangsportaal zorgde ervoor dat een projectiel nooit rechtstreeks
in de bunker kon komen.
Om overdruk te voorkomen waren er in de bunker meerdere ventiele ( Uberdrukventule )
aanwezig om de lucht te laten ontsnappen.