De Slag om Stalingrad ontbrandde half juli 1942 nadat Duitse Stuka duikbommenwerpers een groot aantal aanvallen uitvoerden op de stad. Hoewel de Sovjets enorme hoeveelheden graan en vee uit Stalingrad hadden geëvacueerd had Stalin besloten om de inwoners van de stad niet allemaal weg te halen. Hij was er namelijk van overtuigd dat zijn soldaten meer gemotiveerd zouden zijn als zij een ‘levende stad’ moesten verdedigen. De eerste Duitse bombardementen leidden dan ook tot een groot aantal burgerslachtoffers en eind augustus was Stalingrad veranderd in een grote hoop puin. De ruïnes van de stad werden het toneel van felle straatgevechten tussen de Duitse Wehrmacht en het Rode Leger. De Duitse Blitzkrieg-tactieken waarmee de nazi’s in eerdere stadia van de oorlog zoveel succes hadden behaald waren niet geschikt voor de straten van Stalingrad. In plaats van een perfecte samenwerking tussen infanterie, tanks, Luftwaffe en artillerie werd de stad het toneel van zware huis-aan-huisgevechten tussen Duitse en Sovjet soldaten.
Eind oktober hadden de Duitsers negentig procent van de stad op de westoever van de Wolga in handen en hadden zij de verdedigers teruggedreven tot twee kleine zones. De winter bracht echter verlichting voor de Sovjets. De Duitsers waren namelijk niet voorbereid op de barre omstandigheden en het Rode Leger had op de oostelijke oever grote hoeveelheden versterkingen en artillerie verzameld.
Op 19 november 1942 begon het Rode Leger op bevel van Sovjetgeneraal Georgi Zjoekov aan Operatie Uranus, waarbij het de Wolga overstak, dwars door de slecht verdedigde Duitse flanken heen brak en het Zesde Leger in de stad omsingelde. Door de omsingeling raakten ongeveer 265.000 Duitse soldaten, en hun Italiaanse en Roemeense bondgenoten, van de buitenwereld afgesloten. De omstandigheden in de Kessel (ketel, zoals de Duitsers het omsingelde gebied noemden) verslechterden snel.
In december 1942 en januari 1943 verkleinden de Sovjets het omsingelde gebied stukje bij beetje en kwamen er vele tien-duizenden Duitse soldaten om het leven door het oorlogsgeweld, honger, uitputting en onderkoeling. Op 31 januari 1943 zag de Duitse bevelhebber van het Zesde Leger, veldmaarschalk Friedrich Paulus, zich genoodzaakt zich over te geven, waarna op 2 februari de rest van de Duitse troepen capituleerde.
Bij Stalingrad kwam er een einde aan de Duitse opmars en vanaf februari 1943 zagen de Duitsers zich genoodzaakt zich steeds verder terug te trekken uit de Sovjet-Unie. Uiteindelijk verloren de Duitsers in Stalingrad zo’n 750.000 soldaten, terwijl de Sovjets bijna 480.000 doden en 650.000 gewonden hadden te betreuren.
Van de 110.000 Duitse militairen die bij Stalingrad gevangen waren genomen keerden er na de oorlog slechts 6.000 terug in Duitsland. De rest kwam om het leven door dodenmarsen en de zware omstandigheden in de Russische goelags. We hebben de keuken veroverd, maar vechten nog steeds om de woon en slaapkamer’, was één van de bittere grappen die de Duitse soldaten maakten over de felle huis aan huisgevechten tijdens de Slag om Stalingrad.
Beschrijving:
Beschrijving:
Beschrijving:
Beschrijving:
Beschrijving:
Beschrijving:
Beschrijving: